De trein zou via de kortste weg naar Duitsland vertrekken. De verantwoordelijkheid voor de trein lag bij de Hongaarse minister van Financiën Arpad Töldy, die de trein liet begeleiden door vrachtwagens met zwaar bewapende soldaten. De trein werd regelmatig aangehouden en overvallen door terugtrekkende SS-eenheden en groepen van de fascistische Hongaarse Pijlkruisers. Op veel plaatsen werd gestopt opdat nieuwe kostbaarheden in de trein geladen konden worden, zoals in Györ waar honderd schilderijen uit het Stadsmuseum werden meegenomen.
Door de vele oponthouden had de trein in drie maanden niet meer dan 160 kilometer afgelegd. De Russische en Amerikaanse troepen kwamen intussen steeds dichterbij. De trein kon geen kant meer op. De trein werd 15 mei geparkeerd in de Tauerntunnel. Daar werd het de volgende dag ontdekt door een eenheid van de 3e US Infanterie divisie onder commando van luitenant Joseph A. Mercer. Twee dagen later werd de trein naar Werfen gebracht. Het perron werd afgesloten en niemand mocht de trein verlaten. Er werd een rapport opgemaakt van de inhoud van de trein. Twee maand later, op 18 juli 1945 werd de trein naar Salzburg gebracht. Daar hadden de militairen vier dagen nodig om alle goederen uit de trein over te brengen naar het Property Control Warehouse. Vastgesteld werd dat de waarde 2 miljard Euro bedroeg in huidige prijzen.
Nu begon het grote graaien in de uitgeladen waardevolle goederen.
De Militairgouverneur van Salzburg was de chef van de 42 Infanterie Divisie Generaal-majoor Harry John Collins. Hij gaf opdracht om de huizen die hij in beslag had genomen in te richten met goederen uit de Hongaarse Goudtrein. Hij eiste en kreeg onder meer serviezen geschikt voor 45 personen, tafelzilver, drinkglazen voldoende voor 90 mensen, 30 sets tafellinnen, 60 lakens, 60 slopen en 60 badhanddoeken. Ook andere generaals deden in een greep in de goederen. Generaal Laude ontving serviezen en tafelzilver, generaal Hume o.a. 18 tapijten en tafelzilver. Genraal Howard kreeg 9 tapijten en een zilveren servies en Brigadegeneraal Linden kreeg 10 tapijten.
Ook de gewone soldaten deden een greep in de kostbaarheden, zo verdwenen en twee kisten met stofgoud.
Naarmate zich meer Amerikaanse militairen zich met hun gezinnen in de bezette gebieden vestigden, werden steeds meer goederen uit de Goudtrein gebruikt om hun huizen in te richten.
Hoewel bekend was waar de goederen uit de trein vandaan kwamen, besloot de Amerikaanse Commandant voor Oostenrijk, Generaal Mark Clark, dat de eigenaren van de goederen onbekend waren en dat ook de nationaliteit van de goederen niet viel vast te stellen. De Amerikaanse regering ging hiermee akkoord. Door deze houding was het voor overlevenden in Hongarije onmogelijk geworden een claim te leggen om hun eigendommen in de Goudtrein.
De rest van de goederen uit de Goudtrein werd verkocht en de opbrengst ging naar een Intergouvernementele Commissie voor Refugees. Elfhonderd schilderijen die in de trein werden aangetroffen werden aan de Oostenrijkse regering gegeven omdat de trein in Oostenrijk in beslag was genomen.
De Schatten van Quedlinburg
Quedlinburg is een oud stadje ten oosten van Berlijn. Het was een lievelingsplaats van Heinrich Himmler. Volgens de overlevering zou hier Hendrik I van Saksen en zijn vrouw begraven zijn. Hendrik was een van de voorvaders van de keizers van Het Heilige Roomse Rijk. De kerk in Quedlinburg had een groot aantal kunstschatten zoals relikwieën met ivoor reliëf en bezet met edelstenen en de beroemde Samuhel Gospel, geschreven in de negende eeuw in goudinkt en met een gouden omslag bezet met juwelen.