Amerikaanse militairen stelen Nazi goud en Duitse schatten



De laatste jaren wordt bij nazi goud alleen gedacht aan de Zwitserse Banken, die gebruik maakten van goud dat door de Nazi's van hun slachtoffers was geroofd. Maar zij waren helaas niet de enigen. Een aantal Amerikaanse militairen, van soldaten tot hoge officieren, hebben bij de bezetting van Duitsland en Oostenrijk na 1945 goud en waardevolle kunstvoorwerpen gestolen van de Nazi's. Zij wisten dat het daarbij ging om goud en schatten die de Duitsers zelf ook hadden gestolen. Er komt nu langzamerhand aandacht voor het gedrag van de geallieerde soldaten na de bevrijdingsperiode. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier natuurlijk niet om een diskwalificering van de geallieerden, maar om de erkenning dat er aan deze zijde ook uitwassen plaats vonden. 

De Hongaarse Goudtrein
In oktober 2000 heeft een presidentiële commissie in de Verenigde Staten een rapport uitgebracht over de gebeurtenissen rond de Hongaarse Goudtrein. Verhalen over diefstal uit deze trein deden echter al tientallen jaren de ronde.
Op 15 december 1944 vertrok uit Boedapest een trein met 52  goederenwagons. Men was op de vlucht voor het naderende Rode Leger. In de wagons waren opgeslagen: goud- en zilver staven, dozen met juwelen, 5000 Perzische tapijten, 1181 olieverfschilderijen, 100 cassettes met gouden munten, 300 complete sets tafelzilver. kisten met porselein, etc. etc.
De 130 personen die in de trein meereden hadden naast hun persoonlijke bagage, gouden munten, horloges, ringen, zeldzame boeken, muziekinstrumenten en camera's meegenomen.
De goederen bestonden grotendeels uit door de SS in Hongarije in beslag genomen bezittingen van Joden die naar de concentratiekampen waren afgevoerd. Een deel waren goederen van de Joint Distribution Committe, die als betalingsmiddelen waren gebruikt om een aantal Joden vrij te kopen.

De trein zou via de kortste weg naar Duitsland vertrekken. De verantwoordelijkheid voor de trein lag bij de Hongaarse minister van Financiën Arpad Töldy, die de trein liet begeleiden door vrachtwagens met zwaar bewapende soldaten. De trein werd regelmatig aangehouden en overvallen door terugtrekkende SS-eenheden en groepen van de fascistische Hongaarse Pijlkruisers. Op veel plaatsen werd gestopt opdat nieuwe kostbaarheden in de trein geladen konden worden, zoals in Györ waar honderd schilderijen uit het Stadsmuseum werden meegenomen.
Door de vele oponthouden had de trein in drie maanden niet meer dan 160 kilometer afgelegd. De Russische en Amerikaanse troepen kwamen intussen steeds dichterbij. De trein kon geen kant meer op. De trein werd 15 mei geparkeerd in de Tauerntunnel. Daar werd het de volgende dag ontdekt door een eenheid van de 3e US Infanterie divisie onder commando van luitenant Joseph A. Mercer. Twee dagen later werd de trein naar Werfen gebracht. Het perron werd afgesloten en niemand mocht de trein verlaten. Er werd een rapport opgemaakt van de inhoud van de trein. Twee maand later, op 18 juli 1945 werd de trein naar Salzburg gebracht. Daar hadden de militairen vier dagen nodig om alle goederen uit de trein over te brengen naar het Property Control Warehouse. Vastgesteld werd dat de waarde 2 miljard Euro bedroeg in huidige prijzen.
Nu begon het grote graaien in de uitgeladen waardevolle goederen.
De Militairgouverneur van Salzburg was de chef van de 42 Infanterie Divisie Generaal-majoor Harry John Collins. Hij gaf opdracht om de huizen die hij in beslag had genomen in te richten met goederen  uit de Hongaarse Goudtrein. Hij eiste en kreeg onder meer serviezen geschikt voor 45 personen, tafelzilver, drinkglazen voldoende voor 90 mensen, 30 sets tafellinnen, 60 lakens, 60 slopen en 60 badhanddoeken. Ook andere generaals deden in een greep in de goederen. Generaal Laude ontving serviezen en tafelzilver, generaal Hume o.a. 18 tapijten en tafelzilver. Genraal Howard kreeg 9 tapijten en een zilveren servies en Brigadegeneraal Linden kreeg 10 tapijten.
Ook de gewone soldaten deden een greep in de kostbaarheden, zo verdwenen en twee kisten met stofgoud.
Naarmate zich meer Amerikaanse militairen zich met hun gezinnen in de bezette gebieden vestigden, werden steeds meer goederen uit de Goudtrein gebruikt om hun huizen in te richten.
Hoewel bekend was waar de goederen uit de trein vandaan kwamen, besloot de Amerikaanse Commandant voor Oostenrijk, Generaal Mark Clark, dat de eigenaren van de goederen onbekend waren en dat ook de nationaliteit van de goederen niet viel vast te stellen. De Amerikaanse regering ging hiermee akkoord. Door deze houding was het voor overlevenden in Hongarije onmogelijk geworden een claim te leggen om hun eigendommen in de Goudtrein.
De rest van de goederen uit de Goudtrein werd verkocht en de opbrengst ging naar een Intergouvernementele Commissie voor Refugees. Elfhonderd schilderijen die in de trein werden aangetroffen werden aan de Oostenrijkse regering gegeven omdat de trein in Oostenrijk in beslag was genomen.


De Schatten van Quedlinburg
Quedlinburg is een oud stadje ten oosten van Berlijn. Het was een lievelingsplaats van Heinrich Himmler. Volgens de overlevering zou hier Hendrik I van Saksen en zijn vrouw begraven zijn. Hendrik was een van de voorvaders van de keizers van Het Heilige Roomse Rijk. De kerk in Quedlinburg had een groot aantal kunstschatten zoals relikwieën met ivoor reliëf en bezet met edelstenen en de beroemde Samuhel Gospel, geschreven in de negende eeuw in goudinkt en met een gouden omslag bezet met juwelen.
In de loop van de oorlog verborgen de geestelijken van Quedlinburg de  kostbaarheden in een verlaten mijnschacht. Een Amerikaanse soldaat van de 87 Veld artillerie ontdekte in 1945 bij toeval de ingang. Een soldaat moest de schatten bewaken, maar hij stond een vriend toe om kostbaarheden mee te nemen.
Luitenant Joe Tom Meador deed zich te goed aan de schatten. Hij verpakte ze en verzond ze naar zijn familie in Texas. Inmiddels hadden de geestelijken van Quedlinburg aangifte gedaan van de vermissing van de kunstschatten. .


De Amerikanen maakten er niet veel werk van en deden verder niets toen Quedlinburg in de Russische Zone kwam te liggen.
In de jaren tachtig werden schatten van Quedlinburg op de Zwitserse markt aangeboden. Men probeerde er achter te komen wie de verkopers waren. Inmiddels had een Duitse instelling onderhands de Samuhel Gospel al teruggekocht voor een bedrag van $3 miljoen.
Na veel detective werk werden de resterende schatten getraceerd in een bank in Texas. Zij waren daar in bewaring gegeven door een broer en zus van Joe Tom Meador die in 1980 was overleden. De Meadors verkochten de rest van de schatten terug aan de Quedlinburg Kerk voor enkele miljoenen. Zijn werden niet gestraft voor de handel in gestolen goederen. Zij moesten alleen een relatief klein bedrag betalen aan de belasting