Kerstvloed 1717


In de Kerstnacht van 1717 brak een hevige noordwesterstorm los die het kustgebied  van Nederland, Duitsland en Scandinavië teisterde.In dit gebied kwamen 11.000 mensen om het leven. Het was de grootste vloed sinds bijna vier eeuwen en de laatste grote overstroming in Noord Nederland.
Op het noordelijk platteland stond het water een paar meter hoog en in de stad Groningen enkele voeten hoog.

In de provincie Groningen worden dorpen die direct achter de zeedijk liggen bijna volledig weggevaagd. In Uithuizermeden vielen 208 doden, Leens 182, Pieterburen 172 en Kloosterburen 178.
In Groningen moest worden opgetreden tegen plunderaars, die onder het mom mensen te willen redden huizen en boerderijen leeg roofden. In totaal maakte de overstroming in Groningen 2276 dodelijke slachtoffers. Daarnaast verdronken 11.457 koeien, 3.071 paarden, 1.272 varkens en 20.999 schapen. Er werden 1455 huizen vernield of ernstig beschadigd.

Het water stroomde ook Amsterdam en Haarlem binnen evenals in de gebieden rond Dokkum en Stavoren. In Friesland zouden ruim 150 mensen overlijden. Ook grote delen van Noord-Holland kwamen onder water te staan, maar ook gebieden bij Zwolle en Kampen. Hier ontstond bijna uitsluitend materiële schade. In Vlieland stroomde de zee over de duinen waardoor het al eerder beschadigde dorp West-Vlieland bijna geheel verloren ging.

Op middag van de overstroming kwam het provinciaal bestuur van Groningen bijeen en gaf de commies voor de waterstaat Thomas van Seeratt de opdracht een reddingsoperatie te starten. Seeratt vorderde schepen in de stad Groningen en laadde ze met voedsel en drinken. Door de overstroming was ook het waterpeil in de grachten van Groningen gestegen zodat de schepen niet meer onder de bruggen door konden varen. Seeratt charterde mensen om op de schepen te gaan staan om zo de diepgang van de schepen te vergroten. Op 26 december 's ochtends konden 40 schepen uitvaren. s' Middags kwamen ze terug met overlevenden, vee en goederen. Tegelijkertijd gingen sommige mensen met schepen het overstroomde land op om de verlaten huizen te plunderen. Seeratt stak daar een stokje voor door alleen schepen op het water toe te staan die van hem een vergunning hadden gekregen. Hij stuurde schepen met gewapende soldaten het water op voor controle.


Van deze vloed bestaan verschillende verhalen over de lotgevallen van de slachtoffers.
"By Ulrum, op de Panster, was een Meyd agter in 't huis
en rieds in 't water
dog hier had het waater geen plaats voor deese Meyd
dies smeet een golf derselve
op een losse Koe, die met de Meyd
naa 't binnen huus stapte, in 't welk
de een soowel als de andere
wierd behouden."

Na enkele weken stroomden ondergelopen gebieden weer leeg en kon een begin worden gemaakt met de inspectie van de dijken. In februari 1718 kon Seeratt de eerste plannen presenteren voor het herstel en versterking van de zeeweringen. Seeratt kreeg volmacht van de Groningse Staten om de plannen uit te voeren. Ondanks vele strubbelingen en verzet waren de dijken in de zomer van 1719 hersteld en verbeterd.