De Raadselachtige dood van Schallenberg


Derde deel
Wie was Schallenberg?
Schallenberg was samen met de heer Trimbach eigenaar van een sportzaak in Den Haag en een man die zich met tal van duistere zaken inliet. In de oorlog was hij als Duitser ingelijfd bij de Feldgendarmerie in Utrecht. Na de bevrijding was hij tipgever van de politie, omdat hij van allerlei duistere zaken op de hoogte was.

Friedrich Schallenberg, heette eigenlijk Friedrich von Wirtz. Hij werd geboren op 30 juni 1905 in Keulen, waarschijnlijk toch met de familienaam Schallenberg. Het verhaal gaat dat zijn vader uit Duitsland naar Frankrijk vluchtte en daar leefde onder de naam Von Wirtz. Zijn vader zou voor de geallieerden spioneren. Fritz Schallenberg verbleef in Nederland sinds 1914. Vanaf 1914 of 1919, de informatie hierover is wat wazig, woonde hij in Den Haag en schijnt rond 1935 bij de burgerlijke stand van Den Haag ingeschreven te staan als Schallenberg. Hij bleef de Duitse nationaliteit houden. In de jaren dertig had hij een aantal sportwinkels gehad, maar had het in de crisistijd financieel niet gemakkelijk. Hij trouwde een Duitse vrouw en had twee kinderen. Eind jaren veertig ging het gerucht dat hij een “abnormale” verhouding had met een vriend. Voor de oorlog lijkt hij geen opwindend leven te hebben geleid. Dat werd anders toen hij in de oorlog in Duitse krijgsdienst trad. 

Omdat Schallenberg de Duitse nationaliteit had gehouden, werd hij in 1943 in Duitse militaire dienst geroepen. Hij was Gefreiter (korporaal) bij de Feldgendarmerie in Utrecht. Er gaan verhalen dat hij in die periode onderduikers had geholpen, in beslaggenomen goederen heimelijk aan Nederlanders had teruggegeven, mensen voor arrestatie en huiszoeking had gewaarschuwd en mensen uit de gevangenis had gehaald. Minstens één ex-lid van de Landwacht schetste een volledig ander beeld van Schallenberg: hij zou in de oorlog goederen, vooral motorfietsen en auto’s ten eigen bate in beslag hebben genomen. Bij het zoeken naar motieven voor de dood van Schallenberg, zouden deze beschuldigingen later weer naar voren komen.



Al direct al na de dood van Schallenberg begonnen de geruchten de kop op te steken dat zijn dood in verband stond met het ondergedoken vermogen van Mucke.
Veel Duitsers, maar ook Nederlanders, zowel NSB-ers als niet-NSB-ers  hadden zich in de oorlog op een twijfelachtige manier verrijkt. Zij hadden zich vergrepen aan Nederlandse bezittingen zowel van personen als van bedrijven en zij hadden tegen hoge prijzen goederen verkocht aan de Duitsers: rijk dankzij de Duitsers. Het Nederlands Beheersinstituut was formeel gerechtigd volgens duidelijke regels goederen en vermogens in beslag te nemen. De personen die dit in opdracht van het beheersinstituut deden werden er soms van verdacht dat zij gelden in eigen zak stopten.

Personen die bij het Beheersinstituut werkten waren vaak afkomstig uit de illegaliteit. Naast het Beheersinstituut probeerden direct na de oorlog ook sommige groepen en personen uit het verzet op illegale wijze vermogens van collaborateurs en andere Duits-vriendelijke personen, in handen te krijgen.

Een van de vermogens die men op het oog had was dat van Dr.ing. Fritz Arthur Mucke, een op 5 juni 1898 in Leipzig geboren Duitser, die zich in 1933 of 1934 in Nederland had gevestigd. Hij werkte tijdens de oorlog als inkoper voor het Reichsministerium für die Besetzten Ostgebiete, waarmee hij rijk werd.
Het zou gaan om een bovengronds en ondergronds vermogen. Over het bovengronds vermogen gingen geruchten dat de onderzoekers het vermogen in beslag hebben genomen, maar niet aan  het Beheersinstituut hebben afgedragen. Het ondergronds vermogen, dat bestond uit 2,5 miljoen gulden aan effecten en 300.000 gulden aan juwelen, was direct na de oorlog verdwenen. De fiscus zocht er tevergeefs naar. 
In 1949 ging het gerucht dat dit ondergronds vermogen van Mucke, de z.g. poet van Mucke te koop werd aangeboden. En dan komt Schallenberg in beeld.


Zowel wat betreft wat er precies gebeurd is, als de geruchten dat er behalve de Utrechtse connectie ook een Haagse connectie zou bestaan naar de poet van Mucke. Er waren verhalen dat de poet, voordat die in Utrecht te koop werd aangeboden, ook al was aangeboden aan G.J. Dumont, fondsenwerver voor een particuliere inlichtingendienst  uit Den Haag. Schallenberg had contacten met personen uit deze groep. Bovendien lijken personen uit deze groep direct in verband te kunnen gebracht met de dood van Schallenberg. De politie besteedde weinig aandacht aan deze groep en dat is nog wel het meest merkwaardige. Waren ze soms bang dat er andere zaken naar boven zouden komen, wanneer deze Haagse connectie aan het daglicht werd blootgesteld?  Vragen in de pers waarom sommige mensen uit deze groep niet door de politie werden verhoord, werd tot ieders verbazing door Mr. Versteeg afgedaan met “De pers kan mij niet dwingen bepaalde mensen te doen verhoren”.

Maar eerst de Utrechtse connectie.
Schallenberg had belangstelling voor de effecten. Deed hij voorkomen dat hij de effecten voor zichzelf wilde kopen, of dat hij een tussenpersoon was voor een andere koper? Als dit laatste het geval was, wie was dan de koper? Mensen die Schallenberg kenden konden toch nauwelijks aannemen dat hij zoveel geld had dat hij de poet zelf kon kopen. Of had Schallenberg van begin af aan niet de intentie gehad om te kopen, maar om de verkopers te verlinken aan de politie en daarvoor een beloning te ontvangen? Veel mensen moeten toch geweten hebben dat Schallenberg een tipgever was van de politie. Waarom vertrouwde men hem dan? Kon men niet anders? Zat men met de effecten in de maag? 

W.P.B. heeft hem waarschijnlijk overtuigd dat het hier gaat om de poet van Mucke en de te koop zijnde effecten zouden oorspronkelijk eigendom zijn van rooms-katholieke instellingen in Duitsland, die Mucke zou wederrechtelijk had toegeëigend. Schallenberg vraagt een aantal effecten om die op echtheid te controleren. Dit doet hij op 11 september en hij schijnt tevreden te zijn. Daarvoor stond hij in de serre van zijn huis met twee aandelen in de hand en zei tegen zijn vrouw : “Als deze zaak doorgaat, zit er voor mij ook wel wat aan vast.  Als het mij tenminste lukt de aandelen die nu nog ‘ondergronds’ zitten, naar boven te brengen. Wel moet ik de aanbreng provisie van tien procent met anderen delen”  De aandelen waren een Nederlands en een Amerikaans stuk.

Schallenberg neemt contact op met de rijksrechercheurs uit Utrecht Dekker en Van Wijk.
De commissie Schöffer stelt dat Schallenberg niet eerst monsters van de effecten op vroeg, maar direct contact opname met Dekker en Van Wijk. Deze zouden hem hebben geadviseerd “het contact met W.P.B. warm te houden en monsters van de zwarte effecten van W.P.B. te vragen en zo langs die opengehouden lijn te trachten de hele poet binnen te halen. Op 5 september had Schallenberg een monster van zeven effecten aan Dekker ter fotokopiëring uitgeleend en teruggekregen en gezegd spoedig de gehele poet van W.P.B. te zullen krijgen bij een daartoe te arrangeren ontmoeting in Den Haag...” De P.G. Versteeg uit Den Haag beschuldigde Dekker en Van Wijk er later van dat zij de echtheid van de effecten niet hebben gecontroleerd. De dagbladen trouw, HVV en de Telegraaf berichtten echter dat de bewuste effecten in handen van de politie zijn geweest, die er voor alle zekerheid foto’s van liet maken, en dat zowel effecten als foto’s ‘op onverklaarbare wijze’ weer zoek zijn geraakt. Dit is dus een afwijkende lezing dan die van de commissie Schöffer die verder stelt dat Schallenberg “..inmiddels de monsters aan W.P.B. (had) teruggegeven, die, althans volgens latere getuigenverklaringen van enige betrokkenen, tot verontwaardiging van zijn eigen’leverancier’ een zekere v.d. B, hoorde, dat deze zich uit alles terug wilde trekken en daarom de betreffende zeven effecten terugvroeg. Hoe het daarna precies liep is niet geheel duidelijk, vervolgt de commissie Schöffer, maar het lijkt erop “dat W.P.B., uit depit tegenover v.d. B, de substituut-officier Kneepkens inlichtte en deze op zijn beurt, al dan niet wetend van de afspraken tussen Dekker, van Wijk en Schallenberg, het zekere voor het onzekere nam en op 12 september in een Utrechts café v.d. B., nadat deze de effecten van W.P.B. had teruggekregen, liet arresteren.”   De zeven effecten werden op v.d. B. gevonden. “Zij bleken inderdaad uit de bezettingstijd afkomstig te zijn en de vroegere eigenaars konden worden opgespoord. Maar van een verband met Muckes vermogen of van Duits kloosterlijke herkomst, zoals W.P.B. had beweerd, bleek niets.”







Mücke
Na de oorlog is Schallenberg onder meer informant voor de rijksrecherche in Utrecht en voor hoofdinspecteur van der Spek Hoofd van de PID van de Haagse politie. Hij was ook informant van verschillende particuliere inlichtingendiensten. Sinds 1948 probeerde hij de Nederlandse nationaliteit te krijgen.

Hij had uitstekende relaties in Nederland, onder andere met de latere zo beruchte burgemeester van Den Haag, Mr. Visser en met A.W. de Konigh, die na de oorlog inspecteur-generaal van de politie zou worden. In 1944 verdwijnt Mucke uit Nederland en laat zijn vermogen achter.
Hij wordt in september van dat jaar benaderd door Ome Ko uit Utrecht, die in de oorlog met hem had samengewerkt. Ome Ko is Nico Jongerius, de eigenaar van een carrosserie- en garagebedrijf in Utrecht. Zijn procuratiehouder is Ad Stuij, in de oorlog leider van de verzetsgroep Margriet in Utrecht. Stuij werd in de zomer van 1949 benaderd door een ex-politiek delinquent, waarvoor Stuij toezichthouder was. Deze W.P.B. vertelde Stuij dat een relatie van hem, een zekere v.d. B. een partij zwarte effecten te koop aanbood. Deze partij was te groot voor W.P.B. en daarom seinde hij Ad. Stuij in. Waarom hij Stuij benaderde is een vraag. Zou Stuij zich dan ook in het illegale circuit hebben bewogen? Nico Jongerius neemt contact op met Schallenberg en vertelt dat de poet van Mucke voor ƒ. 280.000 te koop is.